vrijdag 17 juni 2011

Zeven Dagen Montana (deel 1)

citaat: "Coherentie is iets waar ik geen weet van heb. [...] Want een blokfluit is geen naadloze verbinding."

Gegroet, bloglezers

Zoals je misschien wel hebt gemerkt, ben ik oude teksten aan het herlezen en aan het herontdekken en hier af en toe op mijn blog aan het smijten. Zo kwam ik onvermijdelijk mijn geschifte Zeven Dagen Montana tegen. In heel wat opzichten het literaire equivalent van mijn absurde band Anale Bezem. In 2009 voltooid en op heden voor uw leesplezier herwerkt en in zeven stukken gekapt! Aanschouw het gedrocht! Dit is deel 1!


Zeven dagen Montana

kan daar dan ook weer weinig mee gebeuren. Maar wat er zich werkelijk in zijn hoofd afspeelt, kan slechts met weinig woorden weergegeven worden. Daar is onze taal veel te beperkt voor. Probeer het eens met Arabisch of Fins.

Daarom kan een etnische grens bevorderend functioneren met het oog op de economische belangen van rechtschapen en vleesetende afvalligen. Feit is dan wel: bomen zijn blauw. Dat is maar schijn. Een wit konijn. Hieruit zou kunnen geconcludeerd worden dat de gelijkenissen tussen Japan en Minerva bijzonder treffend zijn. Onthoud dit goed, mijn Engelstalige vriend. Anders kan het dikke darm. Eureka, alweer een pot vaseline! Wat je niet hebt, kan je niet hebben. Die deur daar is vuil! Nee! Nee! Ach, weet je, bruinvissen zijn ook maar handvaten.

Jan-met-de-pet is een viezerik: ze houdt van slangen én vliegt door de lucht om de marathon van Jakarta nog te kunnen bijwonen. Het lot weet, het lot vergeet. Die handschoen weet van wanten. Juffrouw Eulalie is er niet! over! te! spreken! dat hij die mug heeft opgegeten. Wat wil je. Ketchup was toch nog niet uitgevonden in die mijt, en wat in de pet zit, kan er alleen maar inzitten. Zoveel heeft Kipling ons wel geleerd. Verslagen hond! Geslagen vod! Ik hou van zeedieren. Maar weet dat het me speet. Als je dood bent, moet je zwijgen. Een edeldarm als een ander. Allez, wees braaf en ween. Maar ach, hoe groot is dat gevogelte niet. De economische gevolgen zijn niet te overzién, man!

En wanneer ik mijn ogen open zie ik een ongelofelijke leegte.

OO ---------------------------------------------------------------------------------------------- [leegte]

In deze wereld groeide Nele op, zonder ook maar het kleinste schild tegen bitterheid en ellende. Een absurde wereld zonder enige moraliteit. Een wereld waar logica taboe was. Na de oorlog was haar vader naar Guatemala verhuisd. Een zeebok van ellende. Hier wist niemand wat een schroevendraaier is, maar vroeg hen niets over wat een weertje hè? Zelfreflectie zelfinspectie. Ongelofelijk hoe iemand zo sterk en resoluut in haar daden, zo kan koken. Het is en blijft de doodzonde. Doodjammer. Maar wat kan een bakker met een Keynesiaanse voorliefde voor actief pluralisme hier nu tegen beginnen? Misschien kan hij aan de communautaire alarmbel trekken. Of dat iets uithaalt, dat weet die arme knul van zeventig niet. Bij mijn weten zal daar nooit veel over te zeggen zijn. Enkel blaren op je tong. Die bril heerst over het Zoniënwoud. Hak die fles in de pan. Overjaarse meerkoeten hebben geen recht van spreken over dat wetsvoorstel. Binnen de kortste keren zal het Vichyregime vallen en dan zullen er koppen rollen. Niet over de Place de la République deze keer. Maar in Keulen. Als het dondert, wist hij nooit goed wat te beginnen. Moest hij nu beginnen argumenteren of de regenboog van zijn buurvrouw een likje verderf gaan geven? Henri Beyle weet het! Maar zeggen is een medisch product. Zo ook hebben doodsprentjes de polaire zone overtroffen. Door na te denken en
8
;
;
je bewijzen te staven. Dat is de weg naar piraterij.

Maar ach 't is al niet kommer, kwel en kokosnoot in Peru. Denk maar aan de dagelijkse twijfel. Mijn nicht weet dat daar iets niet klopt. Aan de alligator in Rome moet je het ook al niet vragen. Naglaglaglaglaglaglaglaglaglag. Die zwijgt als vermoord. Coherentie is iets waar ik geen weet van heb. Maar wie wat waar wanneer. Bedankt en tot ziens. Want een blokfluit is geen naadloze verbinding. Iedereen krult in zekere zin. Daar ga je niet aan kapot. nige wat me nog rest is. Kameel is waar de zon ontspringt. Eigenlijk is dat een mislukking van jewelste. of kan Een toren nog meer verlanGen. Ecologische pil! Drievuldige gril! Verontrusting is kil! De regering kwam onlangs overeen dat er geen 51e staat in Amerika zal komen. Sigaren blijven als bakens in de vierde dimensie zweven. de heer pascal wist nog muggen Te verdampen. Alsof daar niets aan te doen zou zijn. Beter niet. 1 varken is meer dan genoeg. 9 schroefjes, vergeet het. 6 bandieten, waar gaan we die steken? 3 bedden zijn nog leeg. In november zal de cowboy dansen. Voorkomen is beter dan genezen. Voorkomen ook. De leidraad zal mijn Grieks doen verstijven.

Kruis!

Eerlijkheidshalve kan mijn bloed verbannen worden. Machinale zonde! Eer en hulpdienst! Kabinet. Maar verdraaid! Daar zitten geen veters in! Verantwoording voor uw daden, meneer Tafel! En wel nu! Waar haalt Littel die onzin? In een schapenvel? Arm Vlaanderen. Sterren tellen, sterren zien. Dansvloer en heugenis. Iemand hangt een slipje aan de wasmaat! Het lijkt wel of daar minstens negentien muskusvossen zweven. Maar nee. Dat kan toch niet?
Niets is minder kloon. Ik zweef in een eindeloze zee van woelige en schreeuwende afkeer. Als een overheerser zich niet bij de neus laat nemen, kan zo'n overdadige instelling aan twijfelachtige doch mismaakte twist niet aflaten het ei te herstellen. Stop.
Stop.
Stop.
Vergis je niet.

De eindeloze spoorweg van het automatische schrijven leidt nergens heen. Maar wat kan er dan nog geschreven worden? Hoe kan ik aan dit verhaal een coherent vervolg breien? Ik zet me aan het denken. Dada eureka!
Ik open mijn ogen.
Vreemd.
Alsof ik niet geslapen heb.
Maar niets is minder waarPelikanen. Met brandende vleugels. Ik schud met mijn hoofd. Ik wrijf in mijn ogen. Langzaam maar zeker besef ik dat ik niets nog van mijn droom herinner. Vanaf het moment dat ik uit het bed probeer te stappen, duizelt er iets in mij. Ik val. Ik val in een eindeloze put. Hoe ik weet dat die eindeloos is? Een kraai heeft het me tijdig kunnen influisteren. Want hoe weet iemand die in een eindeloze put valt nou of die put al dan niet eindeloos is. Zolang je de bodem niet bereikt, blijft de twijfel zegevieren. Zekerheid is er niet.
“Maar.”
“Ikhebuweldoor.Ubenteenmassamoordenaar,eenbrandstichtereneenviezekardinaal!”
“Verdraaid! Daar bent u mij te slim af!”
“Ik heet niet voor niets de Pientere Priester.”
“Nee … maar … bent u de Pientere Priester?”

De bodem, of die nou wel of niet bestaat, is (nog) niet bereikt. De put kan dus even goed eindeloos als eindig zijn. Er kan een einde komen. Maar wanneer? En komt dat einde wel? Is de put niet eindeloos? Bodemloos liever. Kan een put eindeloos genoemd worden? Is er een ontsnapping mogelijk? Kan dit nog goed komen? Zolang ik val. Zolang ik de bodem niet bereik. Er is nog een kans. Ik kan heel diep nadenken. Indien de put toch eindeloos is, kan
9
4
d
6
-Hoe wil ze dan wraak nemen, zogezegd?
-Nu wil ze iets over Sarah verzinnen en dat dan tegen haar baas gaan vertellen.
-Dat meen je niet. Dat meen je niet. Fzy ùrr, kr ,ory/
-Ik zweer het je. En dat moet ik dan nog gaan verzinnen ook. Stel je voor.
-Ongelofelijk. Ik zal eens met mijn broer praten, misschien kan hij een goed woordje doen bij de baas van Brigitte. Hoe heet die trouwens?
-Grote Smurf.
-Oh, vergeet het dan maar.
-Ha ha ha, Albert toch. Bij wie sta je tegenwoordig nog wél goed in dit dorp?
-Och zwijg stil. Maar ik ga nu toch echt wel eens naar huis. Het is nu al ongeveer een uur geleden dat ik het café verlaten heb. Doe de groeten aan Brigitte en tot later!
-Zal ik zeker doen. Oh ja, Albert!

3
7
9
KIU
8
9ik zelfs eeuwig nadenken. De oplossing. De oplossing bestaat niet in deze vreemde wereld. Wel in een andere wereld. Iets vertrouwder misschien. Al leef ik in die andere wereld slechts enkele uren langer dan in deze. De oplossing is hier niet te zoeken. In deze wereld, waar nou eens letterlijk alles kan, valt niets te gebeuren. De oplossing is hier niet te zoeken. Niet in deze wereld. In die andere wereld, waar het absurde ook bestaat, maar dan meer realistische proporties aanneemt. Daar. Daar ligt de oplossing. Het lijkt eenvoudig. Denk na. Dat is het ook. Dd.
En wanneer ik mijn ogen open zie ik een ongelofelijke leegte.

Ik open mijn ogen.

Een wereld ligt voor me open.

Waar eerst naartoe?

Naar daar waar mijn verantwoordelijkheid me zal brengen.

Werk.

Werken of vallen.

Wat zal het worden?

In hoeverre is werken niet een beetje vallen?

Als dat geen lege filosofische vraag is. Ik kan nog net mijn gal binnenhouden.

Werk.

Die vervelende Maurice gaat daar weer zijn. Kan die vent nou eens geen vijf minuten zijn arrogante bek houden?

Ik sluit mijn ogen.

Want waar hebben we nog zekerheid? Zeker niet in de literatuur. Waar. Een boot van wijsheid. Achter de poort een koe. Zalige eenheid der rusteloze monniken. Ga! En weerspiegel u aan de kuisheid van het kussengevecht.

Ach. Ik lieg. En ik weet het maar al te goed. Maar wat kan ik doen? Ik moet toch een verhaal schrijven? Misschien kan ik gewoon mijn pen neerleggen en... Kijk. Ik lieg weer. Dit verhaal is niet geschreven maar getypt. We leven in de eenentwintigste eeuw. We hebben allemaal een computer. Dus we typen. In deze moderne samenleving typt iedereen zijn boeken. Ik dus ook. Boek? Is dit een boek? Is dit een verhaal? Volgens sommigen niet. Geen enkel verhaal is incoherent. Coherentie is conditio sine qua non voor een verhaal. Ach, wat een moeilijke termen toch. En dat op mijn nuchtere maag. En weer lieg ik. Want ik hou de auteur en de verteller niet gescheiden. Eén van dé regels bij het schrijven van een verhaal. Of proza. Is dit proza? Bij het schrijven van een tekst dan. Maar een tekst kan ook non-fictief zijn. Of is geen enkele tekst dat? Is een nieuwsbericht bijvoorbeeld volledig non-fictief? Daar geloof ik niet in. Ik loog dus. Zoals iedereen liegt. Het is helemaal niet ’s morgens vroeg. Ik schrijf, nee typ dit om acht na elf ’s avonds. Eerlijk waar. Als mijn klok daar niet om liegt tenminste. Mijn verteller of personage, dié vertelt dit ’s morgens vroeg. Maar ging ik niet stoppen met typen? Ik geloof van wel. Einde van het verhaal. Einde van wat je dit ook kunt noemen Bestand. Opslaan. X. Start. Computer uitschakelen. Ja.

Ik poets mijn tanden. Dat moet ook gebeuren. Ik kruip mijn bed in. Slaapwel. Dada. Ik sluit mijn ogen.

Een broeierige dwerg wandelt over een door muren verheerlijkte pudding. Protesterende eenhoorns in blauwe outfits. Het is eens wat anders. “Pas op voor de geest van Matthew, gij vermaledijde kolonel!,” riep de verarmde paddestoel in zijn slaapmutsje vol mirre. Maar geen rot behang dat daar gevolg aan gaf. Nog liever Willem Vermandere.

Gefopt. Ik kan stoppen met typen, maar de gedachten razen gewoon door. Zoiets kan je nu eenmaal niet meer stoppen. Als een dolgedraaide vlinder in een sneeuwstorm. Als een vermaakte potvis in een heksenketel. Gedachten blijven als boeken in een vacuüm. Gedachten? Verzinsels? Fantasieën? Dromen? Nachtmerries? Hallucinaties? Het houdt niet op. En als ik mijn ogen open, dan. Het houdt niet op. Het houdt nooit op.

2 opmerkingen:

  1. Amai nogal een leeswerk! Maar het is leuk! En in zekere zin verfrissend. (de rest lees ik later wel nog eens) Blijven gaan met die blog, jongeman, blijven gaan!

    gegroet,
    Ine

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Bedankt voor de interesse voor dit literaire pareltje! :p Hoop dat het niet enkel voor mezelf fun is om te lezen. In elk geval was het erg leuk om het te schrijven ;)

    BeantwoordenVerwijderen