vrijdag 2 maart 2012

Papa Is Thuis

Het volgende korte verhaal schreef ik in een vliegtuig boven de Provence, na het lezen van Roddy Doyles aangrijpende roman The Woman Who Walked Into Doors.

Papa Is Thuis

- Kijk eens wat jullie vader mij aandoet?

Maar we wilden niet kijken. We kenden het ondertussen wel.

- Wat mama met mij deed, dat hebben jullie niet gezien, maar ik zal meteen mijn arm eens laten zien.

- Rotzak, praat niet zo met de kinderen erbij.

- Zal je ooit je bek houden? Wacht... ik weet een manier.

De zoveelste slag stuurde haar de woonkamer in. Ze viel over de fauteuil en bleef verdwaasd liggen.

- Volgende keer zijn het je tanden, hoer.

Michael was net zo bang als ik. Maar nooit raakte papa ons ook maar met één vinger aan. Mama sloeg hij de kamer rond, trap op, trap af. Hij dweilde de vloer met haar, met haar bloed, met haar tranen, met de whiskey die hij uit haar handen sloeg. Ons liet hij met rust.

- Geweldig voorbeeld voor de kinderen! Ze zouden je verdomme 'Moeder van het Jaar' moeten maken.

- En jou 'Bokser van het Jaar' dan?

- Zwijg dan toch, teef!

Het was niet elke dag zo. Er waren ook normale dagen. Dan namen we de fiets en maakten we een tochtje naar het Peerdsbos, of naar de Kalmthoutse Heide. Papa had onze sandwiches gemaakt, ons zadel juist gezet, de ketting gesmeerd. Mama bleef lang in de badkamer. Camouflage van de dag voordien, die niét zo normaal was. Aan de speeltuin kregen we een ijsje. Mama was de enige vrouw in het park met een zonnebril. We speelden op de schommel. Papa duwde ons, mama probeerde te slapen op de bank. We speelden op het klimrek. Papa las zijn krant. Mama was verdwenen. De laatste kilometer was het om het eerst thuis. Mama verloor altijd, maar dat is ook niet te verwonderen. De manier waarop ze fietste. 's Avonds, voor tv, viel ze in slaap.

Maar verder gebeurde er tenminste niets. Geen gebroken glas. Geen vallende stoelen. Geen nasudderende cordon bleu op de keukenvloer. Geen handen rond mama's nek. Geen bloed op het schilderij. Geen gescheurde zomerjurkjes. Geen gescheld. Geen doodsbedreigingen. Geen molenwiekende broeksriem. Geen gesmoorde pijnkreten in de kamer naast ons. 's Nachts. Wanneer we niet sliepen. Dat was voor die andere dagen. Laat ik ze abnormaal noemen. Want dat waren ze zeker.

- Klep houden, teef!

- Kijk eens wat papa nu weer doet.

- Zat wijf! Bek! Dicht!

Maar we wilden niet kijken.

4 opmerkingen: